Maandbericht Virtuoos BV januari 2013
(samen met Arjen Jeninga, partner van CC Zorgadviseurs)
Met de komst van wijkgericht werken en meer aandacht voor de individuele hulpvraag zullen zorgaanbieders hun aanbod meer flexibel dan nu moeten organiseren. De variëteit in de vraag neemt immers toe. En volgens de cybernetische systeemtheorie kun je variëteit in de vraag alleen maar opvangen door variëteit in het aanbod. En daarmee zijn zorgprofessionals aan zet. Zij kunnen immers die variëteit in wat de organisatie te bieden heeft realiseren. Het hoe is volgens professionele standaarden bepaald.
In het regeerakkoord is aangegeven dat gemeenten, verzekeraars en zorgorganisaties verantwoordelijk zijn om te komen tot het opzetten van een samenhangend arrangement van zorg- en welzijnsdiensten, waarbij nauw wordt aangesloten bij de bestaande infrastructuur in een wijk. Onder meer door kostenstijging in de gezondheidszorg is er toenemende belangstelling om eigen verantwoordelijkheid, zelfzorg, mantelzorg en vrijwilligersinitiatieven meer ruimte en ondersteuning te bieden.
De wijk is gekozen als punt waar alles samenkomt, zowel de vraag als het antwoord daarop. Vooralsnog gaan we uit van een fysieke wijk, hoewel het op termijn (en zeker met zorg op afstand) ook denkbaar is dat ook een virtuele wijk wel eens van doorslaggevend belang zou kunnen zijn. De keuze voor een wijk heeft vooral te maken met de regisserende rol van de gemeente. Elementen van de wijk (infrastructuur, logistiek) kunnen immers goed beïnvloed worden door de gemeenten.
Wat is er nu voor nodig om op wijkniveau een keten van professionele en vrijwillige zorgaanbieders en dienstverleners tot stand te brengen? Een keten waarin de wijze waarop de mensen (ouderen en anderszins) met een beperking in die wijk maatschappelijk functioneren, actueel wordt gevolgd. En waarin zij die zichzelf –al dan niet met behulp van door henzelf ingeschakelde derden– goed kunnen redden, weinig van de keten merken. Welke factoren bepalen de oplossingen die ontstaan?
Geen wijk is hetzelfde, elke bewoner vraagt op een eigen oplossing, die rekening houdt met zijn of haar vraag en zelforganisatie. Dit betekent dat er een grote diversiteit aan oplossingen nodig zal zijn, waarbij de ondersteuners in de wijk een sterke mate van professionaliteit ontwikkeld hebben en dus een effectief antwoord hebben of deze diversiteit.
De ondersteuning van burgers met een beperking zal zowel waarde gedreven moeten zijn als effectief en efficiënt. Waarde gedreven betekent in dit geval dat ondersteuning een antwoord moet bieden op de vraag van de burger en niet alleen ingegeven is door de professionele opvatting van de hulpverlener.
Binnen de geschetste ontwikkelingen zal aanbodgericht werken gaan verdwijnen. De vraag van de burger moet leidend zijn en is bepaald door de context waarin de vraag is gesteld. Aanbod gericht denken houdt zelden voldoende rekening met die context of redeneert vanuit een de oplossing. Voor professionals betekent dit dat hun werkwijze primair zal vragen om standaardisatie op hoe ze hun werk doen, hun professionele standaardaarden en niet op het wat ze, want dat is immers vraag en context afhankelijk.
De gemeente dient een zeer belangrijke rol te spelen in het stimuleren, initiëren en ondersteunen van allerlei ontwikkelingen die het mogelijk maken de buurt leefbaar te houden, de participatie van bewoners te bevorderen en partijen bijeen te brengen. Om bovenstaande te kunnen uitvoeren ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente voor de uitvoering van de regiefunctie en ketensturing (horizontale verbindingen); daarnaast is ook kennis nodig van de mogelijkheden van samenwerking tussen professionele zorgaanbieders, maatschappelijke en commerciële dienstverleners, vrijwilligers en mantelzorgers.
De hiervoor beschreven invalshoek is een andere dan de gebruikelijke om naar de organisatie van wonen, zorg en welzijn te kijken. In essentie gaat het om het procesgericht organiseren rondom vragen van cliënten(groepen).
Zelforganisatie levert een ander paradigma op. Een paradigma is een set van spelregels waarbinnen relevante oplossingen voor vraagstukken worden gecreëerd. Door het veranderen van de spelregels passen bestaande oplossingen niet meer. En begint elke zorgaanbieder weer op nul. De nieuwe zorgwerkelijkheid vraagt om het creëren van een onderscheidend vermogen door aanscherping (inperking) van de portfolio en stimulering van innovatie. Juist het contact met cliënten zorgt voor voortdurende interactie. Waar interactie is, ontstaat (mogelijkerwijs) innovatie. De zorgverleners hebben bijvoorbeeld de vrijheid om zo nodig ook andere zorg van een lager deskundigheidsniveau te geven. Dit beperkt het aantal zorgverleners rond een cliënt.
Bij de inrichting van zorgprocessen gaat het in dit kader om het organiseren van flexibele capaciteit, het uitgaan van wensen en planning van cliënten, een (voor de cliënt) waarde gedreven zorgaanbod en het in beeld brengen en oplossen van belemmeringen. Uiteraard is dit al de werkwijze van veel zorginstellingen. Met de wijzigingen komen echter weer nieuwe schotten. Zorgaanbieders hebben de opdracht ondanks de nieuwe schotten (bijvoorbeeld tussen verzorging en verpleging) toch een samenhangende keten te organiseren. En deze keer samen met de burger, de gemeente en de andere organisaties op het gebied van welzijn en zorg. En daarmee in het nieuwe paradigma op basis van nieuwe spelregels tot nieuwe oplossingen te komen.